Cotoneaster (Dwergmispel)

Cotoneaster-soorten (Dwergmispel) komen van nature voor in de gematigde streken van Europa, Noord-Afrika, het Midden-Oosten en Azië. In Nederland zijn Cotoneaster-soorten populair als sierplanten. Het is een agressieve groeier die de inheemse vegetatie verdringt. Bovendien zijn alle delen van de plant, met name de vruchten, licht giftig. Verschillende Cotoneaster-soorten zijn bezig met een opmars in Nederland. Nu ingrijpen voorkomt dat er meer haarden ontstaan.

Hoe herken ik Cotoneaster-soorten?

Er zijn twee groepen Cotoneaster-soorten (dwergmispels), namelijk kleinbladige en grootbladige. In ecologisch opzicht zijn er veel overeenkomsten tussen de groepen. Identificatie van verschillende Cotoneaster-soorten is lastig. Om die reden heeft FLORON een determinatiehulp gemaakt.

Cotoneaster-soorten zijn meestal bodembedekkende struiken, al kunnen sommige soorten ook uitgroeien tot 15 m hoge bomen. Zowel groenblijvende als bladverliezende soorten komen voor. In tegenstelling tot vuurdoorn-soorten (Pyracantha-soorten), hebben Cotoneaster-soorten geen doorns op de takken. De bladeren zijn eivormig, dik en glanzend met gladde bladranden. Korte bladstelen en kleine steunblaadjes verbinden de bladeren met de takken.

Over het algemeen zitten de bloemen in een scherm, al komt het ook voor dat de bloemen alleen of met enkele bij elkaar staan. De bloemen zijn tweeslachtig, wat wil zeggen dat zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen voorkomen op dezelfde bloem voorkomen. Elke bloem telt vijf korte kelkbladeren (de buitenste krans van de bloem). De vijf kroonbladeren (die de bloemkelk vormen) variëren in kleur van crème, wit, rood en roze tot lichtviolet. De appelvormige vrucht is 5-12 mm groot en is bruinrood tot rood of oranje tot zwart kleur.

Klik op de foto's om ze te vergroten

Herkomst – Waar komen Cotoneaster-soorten vandaan?

Het natuurlijke verspreidingsgebied van de meeste Cotoneaster-soorten ligt in de gematigde streken van Azië met als belangrijkste gebieden de Himalaya en Zuidwest-China. Een paar soorten zijn inheems in Europa. In Nederland is alleen de wilde dwergmispel (Cotoneaster integerrimus) inheems.

Verspreiding – Waar komen Cotoneaster-soorten voor?

Cotoneasters worden in Nederland veel gebruikt als decoratieve tuinplant. Verspreiding vindt voornamelijk plaats door vogels, die de vruchten eten en vervolgens de zaden over grote afstanden verspreiden. Cotoneaster-soorten met een kruipende groeiwijze verspreiden zich ook via afleggers.

Verwilderde exemplaren komen vooral voor in stedelijke omgevingen en door de mens gecreëerde habitats, zoals muren, (spoor)wegbermen en zandwinningen. Soms komen ze ook voor in natuurlijke habitats zoals de duinen en kalkminnende graslanden.

Risico’s - Wat zijn de problemen?

Cotoneaster-soorten zijn agressieve groeiers die, eenmaal gevestigd, de inheemse vegetatie verdringen. De soorten vormen dichte begroeiingen, variërend van dikke matten laag bij de grond tot volwaardige struiklagen. Als gevolg van de dichte begroeiing krijgen inheemse, vaak zeer zeldzame en lichtminnende, soorten geen licht meer en worden zij verdrongen door de cotoneasters. Met name in duingebieden zorgt dit op meerdere plekken al voor grote problemen. Het gaat hierbij voornamelijk om de Cotoneaster horizontalis (vlakke dwergmispel).

In andere Europese landen worden ook al meldingen gemaakt van Cotoneaster-soorten die soortenrijke droge graslanden overgroeien. Hier gaat het om andere Cotoneaster-soorten, zoals C. integrifolius, C. dammeri, C. dielsianus, C. divaricatus, en C. simonsii.

Bovendien kunnen Cotoneaster-soorten aangetast zijn door de ziekte bacterievuur die veroorzaakt wordt door de Erwinia amylovora bacterie. De bacterie is niet schadelijk voor mensen of dieren, maar het aanraken van een besmette plant kan wel contacteczeem veroorzaken.

Preventie - Hoe voorkom je verdere verspreiding?

Verdere verspreiding van Cotoneasters voorkomen is vrijwel onmogelijk aangezien vogels de zaden van deze soorten op grote schaal en over grote afstanden verspreiden. Door struiken te bestrijden voordat het zaad rijp is, kan wel bijdragen worden aan een verminderde verspreiding.

Bovendien zijn er mogelijkheden om de kans op introductie van Cotoneaster-soorten te verkleinen. Dit kan door naburige gebiedseigenaren en gemeenten bewust te maken van de problemen rondom Cotoneasters. Hiernaast kan hen gevraagd worden geen nieuwe Cotoneasters te planten en/of reeds geplante exemplaren te verwijderen.

Beheersing en bestrijding – Welke methoden zijn er?

Bestrijding van Cotoneaster-soorten is niet eenvoudig vanwege het zeer diepe wortelstelsel dat deze soorten vormen. In duingebieden vormt het (mechanisch) uittrekken van exemplaren een effectieve bestrijdingsmethode dankzij de losse bodemstructuur. Bovendien zijn natuurlijke duinvegetaties bestand tegen enige bodemverstoring, en hebben zij hier zelfs vaak baat bij. Het uittrekken van Cotoneaster-soorten kan in duingebieden gelijktijdig gebeuren met de bestrijding van andere houtige invasieve soorten, zoals mahonie en populieren.

In habitats die gevoelig zijn voor bodembeschadiging, zoals droge kalkgraslanden, is uittrekken meestal niet gewenst. Hier kan men beter kiezen voor het volledig terugsnoeien van de Cotoneaster-soorten iedere twee à drie jaar. Een alternatief is het minstens 1x per jaar maaien van de bovengrondse delen van de Cotoneaster. Beide methoden zorgen voor een sterke beperking van de bloei en beheersing, maar zorgen niet voor bestrijding van de planten.

Ongeacht de bodem, het habitat en de keuze voor bestrijdingsmethode blijft controle op hergroei noodzakelijk.

Wet & Regelgeving - Welke regels en protocollen zijn van toepassing?

Cotoneaster-soorten staan momenteel niet op de Unielijst van invasieve exoten. Dit betekent dat er geen wettelijke plicht is om deze soorten te bestrijden. Wel is het verboden om Cotoneaster x watereri en Cotoneaster salicifolius aan te planten in de omgeving van de bedrijfsmatige teelt van boomkwekerijgewassen in verband met bacterievuur.

Waar vind ik meer informatie?